Printversie leerstof counselen
Counselen (hst 9 in leerboek Medische communicatie)
Counselen is een niet-sturende (non-directieve) manier van hulpverlening met als voornaamste doel de patiënt te helpen zicht te krijgen op onduidelijke en verwarrende gevoelens (Egan 1990, Davis *1991, Hargie 1993, Lang 1993, Hunter 1994). Counselen is daarom bij uitstek geschikt om patiënten te helpen beslissingen te nemen waarbij niet zozeer een gebrek aan kennis of praktische problemen de uitvoering van het advies in de weg staan, maar waarbij zich vooral emotionele bezwaren en weerstanden voordoen. Bij deze vorm van adviseren is het de patiënt die het meeste werk verzet. U stimuleert de patiënt zijn gedachten en vooral zijn gevoelens te verwoorden en bewaakt tevens de voortgang van het gesprek. Zonodig geeft u aanvullende informatie, maar dan wel op een neutrale manier. U stelt dus niet een 'beste' oplossing voor, ook niet als de patiënt daarom vraagt, en u geeft in elk geval geen oordeel over, laat staan kritiek op de door de patiënt voorgestelde oplossing(en).
Counselen vraagt in het algemeen meer tijd dan de gerichte diagnose‑recept aanpak die in paragraaf 9.2 ?? is besproken. Counselen vraagt bovendien om een zeer goede verstandhouding met de patiënt. Veel artsen vinden het moeilijk deze counselende methode te hanteren, omdat ze geleerd hebben zich verantwoordelijk te voelen voor het welzijn van de patiënt en te komen met een 'kant-en-klare' oplossing voor zijn problemen. Bij counselen gaat het er echter om dat u de patiënt stimuleert deze verantwoordelijkheid zelf te dragen. Deze verandering in houding vraagt zeker enige oefening, maar levert beslist winst op als het erom gaat de patiënt zijn eigen beslissingen te laten nemen.
Acceptatie, respect, betrokkenheid en distantie zijn in paragraaf 8.9 ?? de peilers genoemd voor het bieden van steun bij het verwerken van emoties. Counselen is eveneens op deze peilers gebaseerd en actief luisteren vormt derhalve ook de kern van counselen. Een counselend gesprek heeft echter een ruimere doelstelling dan alleen het bieden van steun; met het counselend gesprek wilt u de patiënt tevens helpen een beslissing te nemen. Daarom verloopt een counselend gesprek in het algemeen gestructureerder dan een steunverlenend gesprek en zijn er ook andere vaardigheden dan alleen actief luisteren te gebruiken. Deze vaardigheden zijn:
1 Verduidelijken
Het gebruik van een verduidelijkende vaardigheid is nuttig als u merkt dat bepaalde aspecten van het probleem waarover de patiënt vertelt, onvoldoende worden belicht.
- De in paragraaf 3.10 ?? besproken vaardigheid concretiseren is een verduidelijkende vaardigheid die in een counselend gesprek goed is te gebruiken. Andere verduidelijkende vaardigheden zijn:
- Hardop denken: U vertelt de patiënt welke gedachten zijn verhaal bij u oproept. Daarmee bereikt u dat de patiënt weet wat er in u omgaat en het geeft u de gelegenheid om uw gedachtengang te laten toetsen door de patiënt. Deze kan daarop zijn correcties en aanvullingen geven. Wanneer u even vastzit in het gesprek, geeft het u ook een denkpauze. Door alles nog eens hardop op een rijtje te zetten en uw eigen ideeën daarbij te vertellen, kunt u een nieuwe opening in het gesprek maken en geeft u de patiënt bovendien het gevoel dat hij deelgenoot is van uw gedachten. Bijvoorbeeld:
"Ik begrijp dat u de alcohol vooral nodig heeft om u 's avonds te kunnen ontspannen. Ik denk nu maar even hardop. Als u zich op een andere manier zou kunnen ontspannen wanneer u thuiskomt van uw werk, dan zou u waarschijnlijk ook minder behoefte hebben aan de alcohol. Zijn er misschien momenten waarop u zich op een andere manier kunt ontspannen?"
- Interpreteren: U plaatst het verhaal van de patiënt in een ander kader of u geeft er een andere betekenis aan. Dat kan de patiënt uitnodigen om zijn verhaal eens in een ander daglicht te zien. Bijvoorbeeld:
"U merkt zelf dat uw maagklachten extra spanning oproepen in uw leven. Omdat uw alcoholgebruik deze klachten in stand houden, helpen die paar glaasjes 's avonds u enerzijds wel om te ontspannen, maar betekenen ze anderzijds ook dat u de spanning in uw leven verergert"
- Nuanceren: U laat de patiënt zien dat zijn verhaal meer aspecten bevat dan wat er voor de patiënt zelf sterk op de voorgrond staat. Daarmee kunt u doorbreken dat de patiënt zich aan een enkel punt blijft vastklampen. Bijvoorbeeld:
"Ik begrijp dat u heel boos bent over dit uitstel van de operatie, maar ik hoor ook enige opluchting in uw stem. Klopt het dat u ook erg opziet tegen de operatie?"
- Confronteren: Hiermee gaat u nog een stap verder dan bij nuanceren. U wijst de patiënt op tegenstrijdigheden in zijn gevoelens en ideeën. Mits rustig, veronderstellend en vooral voorzichtig gepresenteerd, kan dit een heilzaam effect hebben. De patiënt merkt dat u goed luistert, zijn tegenstrijdigheden opmerkt, maar hem daarom niet afwijst. Bijvoorbeeld:
"Als ik u zo hoor, dan neemt u het uw man kwalijk dat hij zo weinig aandacht heeft voor uw zorgen over uw klachten. Aan de andere kant hoor ik u ook zeggen dat u flink wilt zijn en andere mensen niet wilt lastig vallen met uw zorgen. Ik kan me voorstellen dat dat voor uw man verwarrend is."
2 Stimuleren
Hiertoe behoren een aantal vaardigheden die allen tot doel hebben de patiënt te motiveren door te gaan met zijn zoektocht naar de beste oplossing of beslissing. Als belangrijkste noemen we hier:
- Positieve feedback: U laat de patiënt merken dat u respect en waardering hebt voor zijn aanpak en voor hetgeen de patiënt tot nu toe heeft bereikt;
- Positief labellen: Gevoelens of ervaringen die door de patiënt als (zeer) negatief worden gezien, geeft u een positieve betekenis. Bijvoorbeeld:
P: "Ik vind het zo waardeloos van mezelf dat ik zo onaardig ben geweest tegen mijn man"
A: "Ik begrijp dat u het erg vindt dat u uw man heeft gekwetst, maar u bent ook eerlijk tegenover hem geweest"
- Faseren: U stelt een stapsgewijze aanpak voor zodat de patiënt de tijd krijgt om alles goed op een rijtje te zetten en gaandeweg toe te leven naar het moment van beslissen. Bijvoorbeeld:
"Misschien is het goed dat u eerst een besluit neemt over......, daarna kunt u bezien hoe ...."
- Steun mobiliseren: U stelt voor dat de patiënt zijn ideeën bespreekt met anderen, bijvoorbeeld diens partner of een lotgenoot, alvorens een besluit te nemen. Ook dat schept ruimte voor de patiënt om naar de beslissing toe te leven en maakt het de patiënt bovendien mogelijk de last van de beslissing met anderen te delen;
- Contact versterken: Het contact met de patiënt wordt voor een belangrijk deel bepaald door uw betrokkenheid en acceptatie tijdens het gesprek. Dit contact versterkt u door aan te geven dat u beschikbaar bent voor een volgend gesprek en/of door een afspraak te maken voor een volgend gesprek. De patiënt weet dan dat hij ook in de toekomst kan rekenen op uw steun. Dit besef kan de patiënt helpen bij zijn onzekerheid over de toekomst en daarmee zijn beslissing vergemakkelijken.
3 Informatie geven
Tijdens het gesprek kan blijken dat de patiënt onvoldoende of onjuiste kennis heeft over een bepaald onderwerp. Ook in een counselend gesprek is er dan plaats voor een aanvullende uitleg aan de patiënt. De valkuil bij het geven van deze uitleg is echter dat u hierin gerichte adviezen verpakt. U probeert dan de emotionele problemen van de patiënt wederom met rationele middelen te lijf te gaan. U vertelt bijvoorbeeld aan de patiënt wat gezien de overwegingen volgens u de beste keuze is, wat de patiënt wel of niet zou moeten doen, etc. U ontloopt deze valkuil door alleen informatie te geven die bestaat uit feiten en inzichten (hoe is het) en mogelijkheden (hoe zou het kunnen). Bijvoorbeeld:
"'t Is inderdaad zo dat prikkelende stoffen, zoals koffie, cola en alle voedingsmiddelen waarvan u voelt dat uw maag er van streek van raakt, niet goed zijn voor uw klachten. Maar ook daarvan denk ik...kunt u misschien wat te drinken meenemen van huis?"
en niet:
"U weet nu dat koffie en andere prikkelende stoffen slecht zijn voor uw maag en die mag u dus niet meer gebruiken".
4 Eigen ervaringen vertellen?
Veel counselingsgesprekken gaan over gevoelens en beslissingen die los staan van uw specifieke deskundigheid als arts, maar meer die vooral te maken hebben met levenservaring. Door een eigen ervaring te vertellen laat u de patiënt merken dat u diens gevoelens en (keuze)probleem herkent en laat u weten hoe u daarmee bent omgegaan. Dit heeft als positieve effect dat de patiënt de erkenning voelt van zijn gevoelens en de overeenkomst ziet tussen zijn en uw situatie die hem op nieuwe ideeën kan brengen. Het gesprek wordt er bovendien gelijkwaardiger van.
Deze vaardigheid sluit aan bij de zelfexpressie die in paragraaf 8.11 ?? is besproken. Een zelfexpressie blijft echter beperkt tot de 'hier-en-nu' situatie van het gesprek. Wanneer u uw eigen ervaringen inbrengt, stapt u als het ware even uit de gesprekssituatie. Dat kan het bovengenoemde gunstig effect hebben, maar brengt ook gevaren met zich mee. Door de inbreng van eigen ervaringen kan vooral uw eigen verhaal en niet meer het probleem van de patiënt centraal komen te staan in het gesprek. Ook kan de professionele relatie die u heeft met de patiënt, onder druk komen te staan. Uw betrokkenheid kan zelfs doorschieten in een intimiteit die zowel voor uzelf als ook voor de patiënt verwarrend kan zijn. Tenslotte kan de patiënt uw manier van omgaan met problemen opvatten als een advies en dit klakkeloos van u overnemen. Gezien deze ongewenste effecten is het daarom raadzaam eigen ervaringen uitsluitend kort en illustratief in te brengen in het gesprek. Bijvoorbeeld:
"Ja ik kan me voorstellen dat u soms moeite heeft om alles wat u op een dag hoort 's avonds van u af te zetten. Ik heb dat ook wel eens als ik op een dag wordt geconfronteerd met allerlei ellende van mensen. Dan lukt het mij ook niet om net te doen alsof er niets is gebeurd en moet ik alles echt even verwerken".
5 Metacommunicatie gebruiken
In de voorafgaande hoofdstukken is al op diverse plaatsen gesproken over metacommunicatie. Toch willen we hier nogmaals wijzen op de grote kracht van deze vaardigheid als het gesprek dreigt te stagneren of een niet gewenste richting uitgaat, hetgeen zich vooral voordoet in gesprekken waarin emoties sterk aanwezig zijn. De vormen van metacommunicatie die we in paragraaf 3.14 ?? al hebben genoemd zijn de procedure‑opmerking en het situatie‑verduidelijken. In een counselend gesprek is zo'n ingreep zeker op zijn plaats als blijkt dat het gesprek verkeerde verwachtingen oproept bij een patiënt. De patiënt kan bijvoorbeeld denken dat u niet alleen over zijn problemen wilt praten, maar dat u ook een beslissing voor hem gaat nemen. Zodra u dit merkt, kunt u een metacommunicatief intermezzo inlassen en duidelijk uitspreken welke hulp de patiënt van u kan verwachten. Bijvoorbeeld:
"U hebt me nu een paar keer gevraagd of ik vind dat u de operatie moet uitstellen. Maar dat besluit kan ik niet voor u nemen; dat zult u zelf moeten doen. Het enige wat ik kan is u helpen alle voors en tegens op een rijtje te zetten".
6 Agenderen
Soms merkt u dat een patiënt over een bepaald onderwerp niet wil praten, terwijl uw inschatting is dat een (advies)gesprek hierover zeker zinnig zou zijn. Ook kan een patiënt tijdens een gesprek dichtklappen en bepaalde zaken absoluut niet willen of kunnen bespreken. In zo'n geval rest u niets anders dan het gesprek over dit onderwerp te beëindigen. U kunt het betreffende onderwerp echter wel agenderen. Agenderen wil zeggen dat u de patiënt laat weten dat u het onderwerp de moeite van bespreken waard vindt, maar dat de patiënt zelf het tijdstip daarvoor kan bepalen. Bijvoorbeeld:
"Ik kan me voorstellen dat zo kort na de operatie uw hoofd nog niet staat naar praten over de borstprothese. Toch lijkt het me goed dat we het daar binnenkort eens over hebben, maar ik laat het graag aan U over wanneer U dat wilt."