Inhoudelijke leerstof slecht nieuws gesprek


Fase 2 - Ruimte voor de emotionele reactie
Nadat u de belangrijkste boodschap heeft verteld, is de patiënt door zijn emoties meestal niet in staat om
uw verdere uitleg goed en volledig te horen. Het slechte nieuws zal eerst emotioneel zover verwerkt moeten zijn, dat de patiënt openstaat voor meer informatie. Om dit te bereiken, pauzeert u na de mededeling en wacht u op de eerste reactie. De meeste patiënten reageren na een ogenblik van stilte uit zichzelf. Zonodig maakt u een uitnodigende opmerking, zoals:
"U bent er stil van, merk ik".
of:
"Ik zie dat u ervan schrikt. Wat roept deze diagnose bij u op?"
Door vervolgens aandacht te besteden aan de emoties, op de manier die is beschreven in hoofdstuk 2,
bereikt u dat:
- de patiënt toekomt aan een eerste verwerking van het slechte nieuws;
- de patiënt weer enigszins tot rust komt en openstaat voor uw verdere uitleg;
- de patiënt zich door u begrepen en gesteund voelt;
- de relatie tussen u en de patiënt wordt versterkt. 

Welke reacties kunt u verwachten?
Hoe een patiënt zal reageren op slecht nieuws is vaak moeilijk te voorspellen. Factoren die daarin meespelen zijn:
- met welke verwachtingen is de patiënt het gesprek ingegaan? is de patiënt al enigszins voorbereid op
het slechte nieuws of komt dit als een donderslag bij heldere hemel?
- hoe interpreteert de patiënt het slechte nieuws? Vaak leidt deze interpretatie tot meerdere, soms ambivalente emoties, bijvoorbeeld naast verdriet ook opluchting of naast boosheid ook schuldgevoel;
- hoe gaat de patiënt gewoonlijk om met zijn emoties (extrovert/introvert)? Naast de persoonlijkheid zijn het ook culturele regels die bepalen hoe (sterk) emoties worden geuit. Enkele reacties waarmee u in het slecht-nieuwsgesprek kunt worden geconfronteerd, zijn:
- Schrik: de patiënt verschiet van kleur, kijkt angstig uit de ogen, blijft onbeweeglijk zitten, gaat stamelen;
- Ongeloof: de patiënt reageert met "Hoe kan dat nou?", "Wat zegt u nu?", "Weet u het wel zeker" of "Ik kan het niet geloven". Ongeloof blijkt ook wanneer de patiënt steeds een vraag herhaalt, zoals: "Bij het vorige onderzoek was toch alles goed?"
- Verwijten en agressie: dit kan variëren van verwijten aan zichzelf of aan anderen, zoals "Had ik maar eerder....." of "Ik heb nog zo tegen mijn huisarts gezegd dat..." tot razernij en openlijke fysieke agressie, gericht op de brenger van het slechte nieuws (de boodschapper wordt onthoofd);
- Verdriet en wanhoop: als eerste reactie komen vooral uitingen van wanhoop en verwarring voor, zoals: "Ik weet me geen raad", "Wat moet ik nou?" of "Helpt u me alsjeblieft". Verdriet komt vaak pas wat later, tenzij de patiënt zich al enigszins heeft voorbereid op het slechte nieuws;
- Ontkenning en verdringing: de patiënt bagatelliseert de ernst van het bericht, spreekt onrealistische verwachtingen uit of laat op andere wijze merken dat het bericht niet is doorgedrongen. Soms blijkt de verdringing uit een onbegrijpelijk koele reactie en schijnbaar rationele voortzetting van het gesprek, zoals: "Dat is dan duidelijk. En wat gaat er nu gebeuren?" of "Tja, dat is dan niet zo best.
Maar dokter, als ik me nu snel laat behandelen, kan ik dan volgende maand nog wel op vakantie?"
- Emotionele manipulatie: de patiënt probeert medelijden op te roepen of probeert te onderhandelen" over het slechte nieuws, bijvoorbeeld door beloftes te doen, door emotionele chantage, door vleierij of door irreële vragen om hulp. Dergelijke manipulerende reacties komen meestal pas later. 

Valkuilen in Fase 2 - Ruimte voor de emotionele reactie
Uit het feit dat men de patiënt open en eerlijk dient te informeren, zou men kunnen opmaken dat men in het slecht-nieuwsgesprek uitvoerig informatie moet verstrekken. Ook de behoefte van de arts om de
patiënt zoveel mogelijk te helpen, kan leiden tot een grondige uiteenzetting over de achtergronden van
het slechte nieuws. Dit soort hulp werkt in de slecht-nieuwssituatie echter averechts. U biedt betere hulp
door eerst aandacht te besteden aan de emotionele verwerking van het slechte nieuws om pas daarna, in
fase 3, de noodzakelijke aanvullende informatie te geven.
Veel patiënten reageren op het horen van het slechte nieuws met het stellen van allerlei vragen. Vaak is
men geneigd om op deze vragen in te gaan. Natuurlijk heeft de patiënt recht op alle informatie waar hij om vraagt en uiteindelijk moeten alle vragen ook worden beantwoord. Echter, na het horen van het slechte nieuws komen bij de meeste patiënten een wirwar van verwerkingsvragen naar boven die de geschoktheid tot uiting brengen, zoals "Hoe kan dat nou?" of "Wat moet ik nou?" of "Ga ik nu dood,
dokter?". Omdat dit soort vragen vooral een uiting zijn van emotionele verwarring, heeft het in dit stadium van het gesprek weinig zin hierop een uitvoerig antwoord te geven. U pakt het emotionele probleem dan op een rationeel niveau aan en daar is de patiënt niet bij gebaat.
De verwerkingsvragen hebben wel een belangrijke signaleringsfunctie. Ze maken u duidelijk hoe de patiënt het nieuws beoordeelt. Is de reactie adequaat, is er sprake van onderschatting van de ernst of ziet de patiënt het wellicht te somber in. Afhankelijk hiervan geeft u aanvullende en zonodig corrigerende informatie. Houd uw antwoord echter zo kort mogelijk (één of twee zinnen) en gebruik de emotionele reactie en vragen van de patiënt als aangrijpingspunt om de emoties (opnieuw) te reflecteren en ervoor te zorgen dat de patiënt zich door u begrepen en gesteund voelt. U kunt het slechte nieuws vervolgens
herhalen, zodat de patiënt de confrontatie met het nieuws niet kan ontlopen. Bijvoorbeeld:
P: "Maar dokter, hoe kan dat nou, bij het vorige onderzoek was alles toch nog in orde?"
A: "Ik begrijp dat deze uitslag een schok voor u is. De vorige keer leek alles ook goed. Toch is er geen twijfel mogelijk. Het onderzoek toont aan dat er sprake is van baarmoederhalskanker. Maar zoals ik zei, het gaat om een vroeg stadium van de kanker dat we waarschijnlijk goed kunnen behandelen".

Ga door met fase 3